De wolf.

De wolf is een neef van de hond, met een lange snuit, sterke kaken, altijd rechtopstaande oren en een pluimstaart.
Zijn pels is meestal grijs.
Als wolven in een groep bij elkaar zijn, lopen ze achter elkaar om niet teveel sporen achter te laten.
Soms vormen ze een kring alsof ze vergaderen.
In Amerika zijn zowel witte als zwarte wolven bekend.
Wolven zijn roofdieren die vooral in de winter jagen.

De jongen van de wolf.

Wolven en wilde honden paren aan het einde van de winter.
De jongen worden twee maanden later geboren, in de lente.
De grootte van de worp is verschillend per soort.
Een wolf krijgt tussen de 3 en 8 jongen.
Ongeveer 6 weken na de paring zoekt het vrouwtje een grot, holle boom of ondergronds hol.
Daar zullen de jongen geboren worden.
Bij de geboorte zijn de jongen klein en hulpeloos.
Pasgeboren jongen zijn 21 cm.
Hun ogen zijn dicht en ze kunnen niet op hun zwakke pootjes staan.
Ze kruipen dicht bij hun moeder om warm te blijven.
Zoals alle zoogdieren krijgen ze moedermelk.
Na 2 weken gaan de ogen open.
Na 8 weken zijn de jonge wolven levendig.
Hun snuit is langer geworden en ze lijken meer op volwassen wolven.
Ze kunnen 2 meter lang worden en 80 kilo wegen.

Vijanden.

Wolven zijn krachtige jagers, maar in het wild worden ze door veel gevaren bedreigd.
- De grootste dieren waarop ze jagen zoals elanden en bizons zijn ook hun vijanden.
De scherpe hoeven en hoorns zijn dodelijke wapens.
Een keer mistrappen en een wolf kan vertrapt worden.
- De gebieden op de wereld waarin de wolven vrij rond lopen worden steeds kleiner.
Bossen worden gekapt en er moet plaats gemaakt worden voor het bouwen van steden en wegen.
- De wolf wordt ook bedreigd door dodelijke ziektes zoals de hondenziekte.

Terug naar het archief