Overdag slapen de meeste uilen.
Dat doen ze op een vaste plaats die de roestplaats genoemd wordt.
Er bestaan 134 soorten.
Hun gehoor is zo goed ontwikkeld dat ze elk geluid kunnen opvangen.
Hun ogen zijn ook zeer scherp en geschikt voor het jagen in het donker.
Het verenkleed is onopvallend. Ze zijn bruinachtig of grijs.
Kerkuilen hebben vleugels waarmee ze nagenoeg geruisloos kunnen vliegen.
De snavel is gebogen.
Uilen leggen hun eieren in boomholtes, rotsspleten of in scheuren in muren.
De eieren zijn bijna rond en zuiver wit.
Ze leggen 2 tot 7 eieren en de jonge vogels worden door beide ouders verzorgd en tegen alle vijanden beschermd.
Ze blijven lang in het nest.
Jonge uilen worden uilskuikens genoemd.
Uilen jagen vooral op kleine zoogdieren, zoals muizen en ratten, maar ze eten ook insecten en vogels.
Bosuilen kunnen ook overdag jagen. Zij kunnen beter kleuren zien dan uilen die 's nachts jagen.
Ze grijpen hun prooi met hun poten en doden hem dan met hun scherpe klauwen.
Dan verslinden ze de prooi met huid en haar.
Door het scherp maagsap wordt het voedsel verteerd.
De haren, veren en botten van het slachtoffer worden in een kluwen, de uilenbal, weer uitgebraakt.
De braakballen.
Per dag kan de uil één of twee van zulke worstvormige of bijna ronde braakballen uitspuwen.
De vorm hangt af van het soort uil.
Het onderzoek van braakballen vertelt veel over de voedselkeuze van de soorten.Men plukt de braakballen voorzichtig uit elkaar.
Terug
naar het archief