Soorten spinnen
Jachtspinnen.
Wijfjesjachtspinnen dragen hun eitjes tot ze uitkomen.
De eitjes worden in een speciaal spinsel vervoerd.
Het wijfje maakt de eiercocon korte tijd voordat ze eieren legt.
De hele cocon wordt aan de spinklieren vastgemaakt.
Hier blijft hij ongeveer drie weken zitten tot de eitjes uitkomen en de jongen
naar buiten kruipen.
Dan kruipen ze langs de poten van het wijfje op haar rug, waar ze zich goed
vastzetten.
Als ze na een week de moeder verlaten, verspreiden ze zich en leven op hun
eentje.
De jachtspin, die ook wel eens wolfsspin wordt genoemd, verzorgt de
eitjes en de jongen.
Er zijn wel 3000 verschillende soorten.
Het mannetje van de grote wolfsspin geeft in de paartijd aan het vrouwtje een
cadeautje om op te eten: een ingesponnen insect.
Komt hij zonder cadeautje bij het vrouwtje aan, dan loopt hij de kans zelf
opgegeten te worden.
Een familielid van de wolfsspin is de tarantula.
Niet alle spinnen dragen hun eitjes met zich mee.
Vele soorten spinnen hangen hun eiercocon zo maar ergens op.
Wolfsspin met eiercocon
Vogelspin.
Op het menu van een
vogelspin staan eigenlijk geen vogeltjes.
Het is eerder toevallig dat een vogelspin een vogeltje vangt.
De tarantula is geen vogelspin en het is ook niet de Engelse naam voor vogelspin.
De grootste vogelspin leeft in moerassige en vochtige gebieden zoals het
regenwoud.
Het wijfje kan 12 cm. worden en het mannetje 10 cm. Dit zijn de maten zonder
poten.
Volwassen wijfjes kunnen een tennisbal groot achterlijf krijgen.
Deze spin heeft zoals de meeste spinnen graag een plaats om zich te verstoppen.
Het is een echte veelvraat: hij kan zich zo volproppen dat hij uit zijn vel
scheurt.
Hij wacht op zijn prooien in zijn hol.
Zodra hij een prooi opmerkt, komt hij uit zijn hol, bespringt hem en bijt hem
met zijn twee kaken.
Met die kaken spuit hij een gif in dat kleine dieren verlamt.
In de paartijd trommelt het mannetje op het deksel van het hol van het vrouwtje.
Het vrouwtje komt dan naar buiten om te paren.
Het vrouwtje legt ongeveer 200 eitjes die ze beschermt in een cocon.
Als je de vrees voor een vogelspin te boven bent, moet je de dieren toch maar
eens van dichtbij bekijken, dan blijkt dat deze diertjes prachtig gekleurd
kunnen zijn.
Vogelspin
De
kruisspin.
Ze kruipt in een
schuilhoekje met de dikke seindraad, die in het midden van het net vastzit,
tussen de kamklauw van één der acht poten.
Vliegt er nu een insect in het net, dan wordt ze door de seindraad gealarmeerd
en ze schiet er pijlsnel op af.
Ze slaat de scherpe klauwen van de voorkaken als dolken in het slachtoffer, dat
door het ingespoten gif spoedig sterft.
De prooi wordt leeggezogen.
Om de twee dagen weeft ze een nieuw web.
In gevaar laat ze zich op de grond vallen en houdt zich dood.
Kruisspin
De
zwarte weduwe.
De zwarte weduwe dankt haar naam aan het feit dat het wijfje
het mannetje na de paring opeet.
Het mannetje is klein en ongevaarlijk voor de
mens, maar het vrouwtje bezit een zeer krachtig gif.
Je herkent dit spinnetje aan het rode "zandlopertje"
op het lichaam.
De mens voelt amper haar beet, maar binnen een uur beginnen de kwellingen.
De meeste spinnen produceren gif, maar de zwarte weduwe is één van de weinige
soorten die gevaarlijk is voor de mens.
Ze zijn gewoonlijk schuw, maar als je ze aanraakt kunnen ze bijten.
Ieder jaar sterven in de Verenigde Staten zo'n zes mensen door deze spin.
Het wijfje (met poten) is ongeveer 3 cm. groot.
Het mannetje amper 2 cm.
Ze leven in het gras of struikgewas, in schuren en huizen in Amerika.
Na de paring beschermt het vrouwtje de eieren en de jongen.
Zwarte weduwe
De tarantula of tarantel.
Het zijn grote
behaarde roofspinnen die leven van insecten, sommige kleine dieren en soms
vogeltjes.
Bij het doden van hun prooi maken ze meer gebruik van hun lichaamsgrootte en
kracht dan van hun gif dat niet echt dodelijk is.
De beet van de tarantula kan wel pijnlijk zijn.
De spin is genoemd naar de wolfsspin die in Taranto in Italië voorkomt.
De Amerikaanse tarantula behoort tot de grootste spinnen ter wereld.
Amerikaanse tarantula
Het zijn jagers en ze liggen te wachten in ondiepe holen op hun prooi.
Ze maken geen web.
Mexicaanse roodknietarantula.
Deze grote harige spinnen hebben sterke kaken
en korte poten.
Zij jagen meestal 's nachts.
Hun prooi vinden ze op de tast.
In het wild zijn deze spinnen zeldzaam omdat vele zijn gevangen en verkocht als
huisdier.
Mexicaanse roodknietarantula
De waterspin.
Zij spint een
klokvormig web onder water.
De klok vult ze met lucht.
Waterspin
De gerande oeverspin.
Het is een erg grote
spin.
Ze leeft vooral van insecten en kleine beestjes die in het water zijn gevallen.
Zij kan ook over het water lopen.
Oeverspin
De krabspin.
Ze zit meestal met
gestrekte poten op een stengel en is bijna onzichtbaar.
Ze wordt zo genoemd omdat ze zijdelings kan lopen zoals een krab.
Deze spin heeft een dik lichaam, dat meestal dezelfde kleur heeft dan de bloem
waarop ze zit.
De krabspin neemt haar eitjes niet mee, maar verstopt ze in de plooi van een
bloemblad.
Ze blijft bij de eitjes waken tot ze uitkomen.
De krabspin
De
trechterspin.
Zij is groot, heeft
harige poten en een sterk gif.
De romp is kaal en ze heeft sterke kaken waarmee ze zelfs door een bot heen kan
dringen.
Ze leven onder de grond waar het koel en vochtig is.
Ze bekleden de gangen met laagjes zijde.
Hier houden ze ook hun winterslaap.
De trechterspin maakt een trechtervormig web waarvan de brede kant bij de ingang
is en de smalle aan de binnenzijde.
Het is met draden verbonden zodat ze het voelen als er iets in het web terecht
komt.
Trechterspin
Goudkleurige kogelspin.
Het web van deze
tropische spin is het grootste van alle spinnen.
Dit cirkelvormig web kan een doorsnede hebben van 60 cm. en bestaat uit taaie
gele zijdedraden.
Honderden van deze spinnen leven bij elkaar en met de dradenmassa kunnen de
grootste insecten worden gevangen.
Andere spinnen stelen soms voedsel uit het web van de kogelspinnen.
Kogelspin
Zeespinnen.
De nymphon.
Deze vreemdsoortige diertjes zijn
zeespinnen.
Zij lijken één en al poot te zijn.
Zozeer valt hun lijfje in het niet.
De grootte wisselt van soort tot soort.
De kleinste nymphons halen bij uitgestrekte poten, nauwelijks een doorsnede van
1 cm.
In de oceanen leven nymphons, waarvan de doorsnede gemiddeld 50 tot 60 cm.
bedraagt.
Het grootste gedeelte van de ongeveer 500 bekende soorten klampen zich vast aan
kwalpoliepen en allerlei andere zeedieren.
Men denkt dat ze zich voeden met microscopisch kleine algen en met
koraalpoliepjes.
De manier waarop hij zich voortplant is verrassend ingewikkeld.
De hooiwagen.
Deze spin komt in
veel van onze tuinen voor.
Zijn poten zijn enorm groot.
Tijdens een aanval kan hij tijdens het vluchten één of meer poten verliezen.
Eigenlijk is de hooiwagen geen echte spin.
Zij behoort tot een afzonderlijke groep van de spinachtigen.
De hooiwagen heeft geen spinklieren en maakt dus geen web.
Hooiwagen
Terug
naar het archief