De bruine beer.
Er leven wilde beren in verre landen en in koude landen.
Daar leven ze in bossen of tussen sneeuw en ijs.
Ze leven alleen of in familiegroep.
Beren zijn familie van de honden.
Ze zien er wel anders uit.
Alleen de koppen lijken op elkaar.
Beren zijn plompe, zwaargebouwde zoogdieren met een dichte pels.
De krachtige klauwen kunnen niet worden ingetrokken zoals bij de katachtigen.
Toch kunnen beren erg snel zijn.
Ze zijn zot op honing en op andere zoetigheid.
Ze lusten ook graag vissen, die vangen ze zelf met hun grote klauwen.
Er zijn heel wat soorten:
bruine beer, ijsbeer, knaagbeer, Maleise beer, lippenbeer, panda, neusbeer, wasbeer, ...
Het zijn roofdieren, maar het zijn andere rovers dan leeuwen en tijgers.
Beren houden ook van wortels, knollen, bessen en andere vruchten.
Bruine beren leven in landen waar het 's winters erg koud is.
Ze wonen in bossen.
Ze hebben een dikke lichtbruine pels en wat donkerder poten.
De reuk en het gehoor is uitstekend, maar ze zien minder goed.
Het is een uitstekende klimmer en zwemmer en kan 45 jaar worden.
De bruine beer behoort niet tot de bedreigde diersoorten.
De hele zomer eten ze zoveel mogelijk.
Wanneer het 's winters koud wordt, krijgen ze het moeilijk.
Ze kunnen dan geen eten meer vinden.
Vaak is alles ondergesneeuwd.
Als het winter wordt, graven ze een hol.
In dat hol leggen ze eerst takken en bladeren.
Daarop nog een laag gras.
Dan is het winterhol klaar.
De dikke vetlaag en de dikke vacht zorgen er voor dat de beren warm blijven.
Ze laten hun hol rustig insneeuwen.
Ze eten de hele, lange winter niets.
Ze hebben genoeg aan vet dat ze de hele zomer opgespaard hebben.
In het veilige warme winterhol worden jonge beren geboren. Soms wel 4 tegelijk.
De draagtijd van moeder beer is 7 tot 8 maanden.
Het zijn piepkleine, hulpeloze beertjes.
Ze hebben lang de hulp van de moeder nodig.
De eerste weken zijn ze nog blind.
Ze drinken melk bij de moeder.
Na een paar maanden kunnen de beren lopen.
Aangevuld door Bart.