Als je de stengel breekt komt er oranjegeel sap
vrij. Dit heeft een onaangename geur (vandaar de naam) en geeft hardnekkige
vlekken.
De zaadjes worden door mieren gegeten en zo verspreid.
Deze plant wordt ook wel wrattenkruid genoemd. Een beetje oranjegeel sap op een
wratje doen en de kans is groot dat na een tijdje het wratje verdwenen is.
Akkerwinde.
Het is een mooie plant, maar voor boer en tuinders een
lastig onkruid. Het windt zich rond andere planten zodat
deze niet meer voluit kunnen groeien.
Moerasspirea.
Een sterk geurende plant.
De bloemen werden vroeger in huis gestrooid om insecten en onaangename geuren te
verdrijven.
In de volksmond wordt deze plant ook wel geitenbaard genoemd.
Robertskruid.
Ook wel ooievaarsbek genoemd. Je ziet overduidelijk
waarom.
Smeerwortel.
Je hebt de witte en de paarse smeerwortel.
Vroeger werd de jonge wortel gegeten als asperge.
De genezing van kleine brandwondjes, sneetjes en zweertjes kan men bevorderen
door wat blaadjes van de smeerwortel te kneuzen en het propje op de pijnlijke
plek te leggen.
De wortel tien minuutjes laten koken en het aftreksel in een doek laten trekken
kan ook deze wondjes genezen.
Kleefkruid.
De weerhaakjes aan de plant veroorzaken zijn
kleverigheid.
Deze kleverigheid zorgt voor de verspreiding.
Brandnetel.
Brandnetelthee werkt slijmoplossend en zuivert het bloed.
Van brandnetels kan je ook soep maken of de blaadjes verwerken in sla.
In de bladeren zitten trouwens veel vitaminen.
Hondsdraf.
De pijn die door brandnetelprikken wordt veroorzaakt,
verdwijnt als men een gekneusd blaadje hondsdraf erop legt.
Bovendien groeien brandnetels en hondsdraf gewoonlijk dicht bij elkaar. Men zou
de hondsdraf daarom de eerste hulp bij brandnetelprikken kunnen noemen.
Hondsdrafblaadjes kunnen ook i soepen, puree en salades verwerkt worden.
Vlier.
De witte bloempjes hebben een zoete smaak en worden voor
allerlei gerechten in de keuken gebruikt: pannenkoeken, soep, cake, …
Van de bessen maakt men soms vliersiroop tegen hoest.
Ook vele zangvogels zijn dol op deze bessen en zorgen zo voor het verspreiden
van de zaadjes.
Het is voldoende om even met je hand langs de bladeren te strijken om de sterke
geur op te vangen.
Wilg.
Er zijn veel soorten en vormen:
Knotwilg. Het bovenste van de stam is vergroeid tot
een "dikke knots".
Treurwilg: de twijgen en bladeren hangen neerwaarts.
Krulwilg: de twijgen hebben een gekromde en grillige vorm.
De vorm van het blad is ook erg verschillend. Van rond tot zeer smal.
De wilgenkatjes bloeien in het voorjaar.
Met de buigzame twijgen worden manden gevlochten.
Het grote hoefblad.
Op het eerste zicht doet ons die plant denken aan
rabarber.
Toch is het hoefblad hier geen familie van.
De vorm van het blad lijkt, met een beetje verbeelding, op de hoef van een dier.
De bladeren kunnen tot meer dan een halve meter breed worden.
Deze plant komt voor op vochtige plaatsen langs waterkanten.
In Moerzeke vinden we deze planten langs de dijk en aan het Spaans Hof.
Waterlelie.
In sloten, plassen, vijvers en meren.
Onder water, diep in de bodem, heeft de lelie een wortelstok van waaruit de
bladstelen groeien.
Ze groeien alleen maar in niet vervuild water.
Muskusratten zijn verzot op jonge bladstelen.
Bloeitijd: mei – juli.+