Elk diertje zijn pleziertje.

Zweefvlieg.

Deze diertjes zijn meesters in acrobatische toeren en kunnen landen en opstijgen in de gekste richtingen.
Zij kunnen voorwaarts, achterwaarts, opzij, omhoog en naar beneden vliegen en trillen zeer snel met hun vleugels.
Zij gelijken erg op wespen om hun vijanden af te schrikken, maar zijn ongevaarlijke insecten.


Krabspin.

Deze spin kun je herkennen aan de manier waarop ze loopt.
Ze kan zich zijwaarts voortbewegen zoals een krab.



Lieveheersbeestje.

Een nuttig diertje dat leeft van bladluizen.
Ze bestaan in verschillende kleurenschakeringen.


Libel.

Volwassen libellen leggen eieren in of nabij water.
Als de larven volgroeid zijn klimmen ze uit het water.
De huid barst open en de volwassen libel wringt zich uit de huid.Hij strekt zich uit en laat zijn vleugels harden en drogen. Pas dan is hij klaar om te vliegen.



Pad.

Padden zijn niet zo vlug en vinnig als kikkers.
Je herkent de padden aan hun knobbelhuid.
Deze diertjes zijn ook giftig. Zij hebben gifklieren met een sterk gif.
Hiermee kunnen ze de mens niet doden omdat ze niet kunnen bijten en het gif niet rechtstreeks in het bloed kunnen spuiten.
Hiermee kunnen ze zich wel verdedigen tegen roofdieren en prooivogels.



Stekelbaars.

De stekels zijn een uitstekend middel tegen vijanden.
Maar wat speelt er zich nu onder water af?
Het stekelbaarsje bouwt zij nest tussen de waterplanten.
Het mannetje bewaakt dit bouwsel.
Zijn de eerste visjes geboren, dan mogen ze van de vader nog niet wegzwemmen. Dat is veel te gevaarlijk.
Daarom pakt hij ze in zijn bek en spuwt ze terug in de kinderkamer.
Watervlooien zijn het lievelingseten van de stekelbaars.


Kikker.

In een klomp kikkerdril kunnen wel 4000 eitjes zijn.
Door de zomerwarmte veranderen de eitjes in kikkervisjes.
Eerst blijven ze samen in de kikkerdril; later zwermen ze uit naar de waterplanten.
Dikkopjes hebben kieuwen.
Eerst worden de achterpootjes zichtbaar en daarna de voorpootjes.
De kieuwen en het staartje verdwijnen.
De kikker wordt volwassen en ademt door de longen.
De bruine kikker heeft een donkere vlek achter het oog.
Hij overwinterd in de modder.
De mannetjes bij de groene kikker kwaken.
Hoe steviger de mannetjes de witte blaasbellen achter de ogen opblazen hoe luider ze kwaken.


Schuimbeestje.

Ook koekoeksspuug genoemd.
De larven groeien in schuimpropjes die je in de lente en zomer aan verschillende planten kunt opmerken.
Het schuim zorgt ervoor dat de larven niet uitdrogen en beschermt ze tegen vijanden.
De diertjes eten plantensap.
Ze lopen en springen.



Meerkoet.

Op de witte bles en de snavel na zijn het volkomen zwarte watervogels.
Tussen de tenen hebben ze geen zwemvliezen, zoals een eend, maar lobben.
De meerkoet duikt naar waterdiertjes en waterplanten. Hij floept als een bal etrug naar boven.
Het nest is verscholen aan de waterkant en is met waterplanten gebouwd.
De kuikens zijn zwart met rood aan de kop en snavel.
De mannetjes zijn erg vechtlustig.



Blauwe reiger.

Op de oever of in ondiep water staat hij roerloos klaar om met zijn dolkvormige snavel toe te slaan.
Zijn maal bestaat uit vis, kikkers, veldmuizen, mollen en zelfs kleine eendjes zijn niet veilig.
Zodra hij onraad merkt, vliegt hij weg met ingetrokken hals en de poten gestrekt achter zich.
(Een ooievaar vliegt met gestrekte nek).
Als het donker wordt kun je zijn felle schreeuw ver horen.


Kievit.

Door met zijn borst in de drassige weide te drukken maakt een mannetje het nestkuiltje waarin het wijfje 4 gevlekte eieren legt.
Kieviten zijn echte stuntvliegers met hun brede ronde vleugels.
Wanneer de jongen uit het ei komen, verlaten ze vrij vlug het nest om zich te voeden met larven en wormpjes.
Hun dons heeft een goede schutkleur.
Als er gevaar dreigt roep één van de ouders en blijven de jonge kievitten tegen de grond gedrukt liggen.
Als de grond bevroren is, verlaten ze onze streken.
Met een beetje fantasie hoor je in hun roep het woord "kievit".