De
leeuw
Sommige
mensen denken bij het woord leeuwen altijd aan het oerwoud.
Maar deze prachtige dieren leven meestal in open terrein.
Je vindt ze op grasvlaktes met hier en daar wat bomen.
In gebieden met laag struikgewas en soms zelfs in de woestijn.
Tegenwoordig komen ze nog maar in 2 gebieden voor:
in Afrika en India.
Tweeduizend jaar geleden leefden er leeuwen in Griekenland.
In Turkije is de laatste leeuw pas 100 jaar geleden gestorven.
In Afrika zijn er voornamelijk in de grote natuurparken te vinden.
De gewone mensen uit Afrika hebben meestal nog nooit een leeuw gezien. Voor hen
zijn de wildparken veel te duur en alleen rijke toeristen kunnen de koningen
zien.
In zijn strijd tegen de mens moest hij het afleggen. Ook tegen de jagers die op
een trofee uit waren, moest hij het afleggen. Gelukkig wordt er nu bijna geen
jacht meer op het dier gemaakt. Leeuwen zijn tegenwoordig beschermd.
Ze rusten 20 uur per dag uitgestrekt in de schaduw tussen struiken of rotsen.
Leeuwen
leven in groepen en
helpen elkaar bij het jagen.
De troepen bestaan uit 4 tot 12 volwassen vrouwtjes, hun jongen en 1 tot 6
volwassen mannetjes.
Gewoonlijk drijven de mannetjes de prooi naar de plaats waar de leeuwinnen
gereed liggen om hem te doden.
Uitzicht.
Een volwassen leeuw is groter dan een leeuwin, maar het zijn de andere mannetjes
die hij angst aan moet jagen met zijn uiterlijk.
Manen.
De manen beginnen te groeien als een mannetje 2 jaar is.
Ze zijn dan licht van kleur.
Tijdens een gevecht beschermen de manen hoofd en hals.
Gebrul.
Leeuwengebrul zou het meest angstaanjagende geluid in de dierenwereld zijn.
Het is 8 tot 9 km. ver te horen.
bij zonsondergang brullen leeuwen het meest.
Staart.
Een leeuw heeft een hekel aan vliegen.
De staart van de leeuw eindigt in een kwast van zwarte haren.
Door er mee te zwaaien tracht de leeuw de vliegen weg te jagen.
Poten.
Alle
katten lopen op hun tenen.
Ze doen dat met lange passen en ze springen op hun prooi af.
Om hun klauwen te beschermen trekken ze deze in.
Met hun vreselijk interkbare klauwen kunnen ze een prooi verscheuren, maar ook
in bomen klimmen.
De
snorharen
zijn speciale haren waar deze dieren mee kunnen voelen.
Ze hebben er 's nachts veel gemak van. Het zijn dan extra hulpmiddelen in het
donker.
Welpen.
De draagtijd bij moederleeuw beloopt 100 tot 120 dagen.
De 2 of 3 jongen komen klein, blind en hulpeloos ter wereld.
Zij dragen een gevlekt jeugdkleed dat na een klein jaar verdwenen is.
Als de welpen nog zeer jong zijn, besteedt de moeder veel zorg aan hen.
Ze verplaatst de jongen uit angst voor een rover.
Als ze groter worden, spelen ze om beurten met hen.
De welpen van een troep worden allemaal tegelijk geboren.
Ze groeien samen op en spelen met elkaar of met de volwassen dieren (zelfs met
de mannetjes).
Als ze een jaar zijn volgen ze de vrouwtjes om te leren jagen.
Op
jacht.
Van de grote roofdieren zijn mannetjesleeuwen de enige die geregeld een prooi
van meer dan 250 kg. doden.
Dat leeuwen er alleen op uit trekken, is geen uitzondering.
Tijdens de jacht werken leeuwinnen meestal met elkaar samen.
De mannetjes jagen weinig, maar door hun kracht kunnen ze de vrouwtjes van hun
prooi beroven.
Wat een slokkop!
Als hij grote honger heeft, kan hij tot 30 kg. vlees in één keer op.
Maar meestal is een kilo of 7 al genoeg.
Eindelijk.
De leeuw heeft zich volgepropt en terkt naar de poel om een slokje te drinken.
Meteen storten de leeuwinnen zich op het karkas.
Wat een drukte!
Zo gaat dat bij ons: de kleinsten eten altijd het laatst.
Soms gebeurt het zelfs dat welpjes bij het eten worden gedood of van honger
omkomen.