Gekko
Gekko's behoren tot de
hagedisfamilie die uit meer dan 600 soorten bestaat.
Ze leven in woestijnen, bossen en bergstreken.
De meeste worden niet langer dan 15 cm.
Ze hebben allemaal een tamelijk plat lichaam en grote ogen.
Hun huid is week en bedekt met talrijk fijne schubben.
Meestal zijn ze 's nachts op pad, dan hoort men hun gekko roep.
Dat geluid maken de mannetjes vooral in de paartijd.
Vrouwtjes maken geen geluid.
Ze leggen meerdere keren per jaar drie eieren.
Ze plakken ze meestal vast aan takjes of verstoppen ze onder stenen of bomen.
Sommige gekko's leggen hun eieren altijd op dezelfde plaats.
Soorten:
woestijngekko, vliegende gekko, ringgekko, pantergekko of luipaardgekko, ...
De gekko in onze klas is een wondergekko.
De oogleden zijn doorzichtig
zodzt een gekko erdoor kan kijken.
Hij likt met zijn tong over zijn oogleden m e te bevochtigen.
De meeste gekko's hebben klevende gleufjes onder hun tenen.
Deze kleefkussentjes zorgen ervoor dat hij op de gladste oppervlakken kan lopen.
Gekko's die op de bodem leven, zoals in woestijnen hebben dat niet.
Deze bodembewoners hebben ondoorzichtige beweegbare oogleden.
De meeste gekko's hebben camouflagekleuren.
Ze leven in hoofdzaak van insecten.
Sommige gekko's kunnen meer dan 10 jaar worden.
Afrikaanse huisgekko's eten soms hun eigen jongen op.
Als een gekko zich bedreigd volet steekt hij zijn staart in de lucht en gaat er
met hele sierlijke bogen mee zwaaien om zo groter te lijken.
Gekko's plassen niet vloeibaar zoals wij.
Naast een bruine keutel zie je altijd een wit (stevig) bolletje liggen. Zo
plassen gekko's.
Als je ze geregeld uit je hand laat eten, kunnen ze heel tam worden.